‘Worstelen met duurzaamheid’ is de veelzeggende naam van het eerste hoofdstuk van Duurzaam Renoveren. De auteur, Haico van Nunen van BouwhulpGroep en lector aan Hogeschool Rotterdam, legt daarin uit dat we andere eisen aan woningen moeten stellen. Maar vooral ook dat we haast moeten maken om woningen te verduurzamen. Ze zijn namelijk allemaal nodig om iedereen in 2045 te huisvesten.

“Dat nieuwe woningen nagenoeg geen energie meer verbruiken is wel bekend, maar dat in de bestaande woningvoorraad ook ingrijpende aanpassingen nodig zijn, beklijft minder. Er wordt bij renovaties nog te veel gekeken naar 2021 (Label B), terwijl we uiterlijk 2049 een CO2-neutrale woningvoorraad moeten hebben”, zegt Van Nunen. Hij onderstreept daarbij dat de bestaande wooncapaciteit behouden moet blijven. “Nederland is nog niet uitgegroeid en we hebben zowel nieuwe woningen nodig als de bestaande voorraad omdat ons land in 2045 ongeveer 8,5 miljoen huishoudens telt. Kortom: er moeten tot 2045 jaarlijks 40.000 woningen gebouwd worden. En daar zijn de onttrekkingen en vervangingen nog niet bij gerekend.”

MEESTAL BLIJKT DAT EEN STAPSGEWIJZE AANPAK VOORDELIGER IS.

Haico van Nunen / BouwhulpGroep / lector Hogeschool Rotterdam

Doelstellingen halen

Van Nunen signaleert dat op de wijze waarop de renovatieopgaven nu worden aangevlogen de doelstellingen onhaalbaar zijn. “Er is te weinig oog voor de waarde van het bestaande vastgoed en bij oplossingen kijken corporaties te weinig naar de bewoners en de kwaliteiten van de woningen. Een andere aanpak is nodig; een veel ingrijpender aanpak omdat er kwaliteit wordt toegevoegd.” Van slopen is hij geen voorstander. “Het lijkt misschien een goede oplossing om te slopen, maar voor de huurmarkt is betaalbaarheid ook belangrijk. Wat we zien is dat nieuwe woningen meestal kleiner zijn of een hogere huurprijs hebben, terwijl door renovatie niet alleen de ruimte behouden blijft, maar de prijsaanpassingen en overlast ook beperkt zijn.” Het ambitieniveau moet echter wel omhoog. “De huidige renovatieoplossingen ligt namelijk ergens ligt tussen schilderen en ‘nul-op-de-meter’. Daardoor is ten opzichte van 1990 ongeveer 20% CO2 gereduceerd, daar waar dit 25% had moeten zijn.” >

Meetbare prestatie

Toch ziet Van Nunen het tij keren. “De afgelopen jaren zijn er meerdere pilots geweest om energiezuinige woningen te realiseren, al is de versnelling nog niet van de grond gekomen. Daarnaast rijst de vraag of alles in één keer gedaan moet worden of dat de weg naar 2050 ook gefaseerd kan worden ingeslagen. Vaak wordt nul-op-de-meter als doel gesteld omdat dit een meetbare prestatie is, maar kijkend naar de kosten en kwaliteit, dan is NOM niet altijd de beste oplossing. De reden om op dit moment toch voor NOM te kiezen is de financiële prikkel van de overheid. Zou je echter niet alleen naar de investeringskosten kijken en ook de proceskosten meenemen, dan kan de rekensom wel eens heel anders uitvallen. Meestal blijkt dan dat een stapsgewijze aanpak voordeliger is en bovendien veel minder overlast bezorgd voor bewoners en past binnen het leven van de bewoner. Maar er is nog een voordeel: door gefaseerd renoveren worden vroegtijdige vervangingen (van bijvoorbeeld installaties) voorkomen.

Kwaliteit

Tot slot voegt Van Nunen toe: “De aangeboden kwaliteit van woningverbeteringen is nog te veel gericht op het terugdringen van energieverbruik, niet op het toevoegen van woonkwaliteit. Dit laatste zou de verbetering voor bewoners interessant maken. Het gebrek aan een interessant aanbod, gecombineerd met het feit dat duurzaamheid op zichzelf geen thema is voor huurders zorgt voor een te beperkt animo om in te stemmen met hoogwaardige woningverbetering. Een extra stap zetten, zoals het woongedrag van bewoners meenemen in afwegingen en hen keuzes bieden, kan daarom zeer waardevol zijn.”